Navigation
Keine |

Ontwikkeling als handelsstad

St. Vith

In de 13de eeuw nam de betekenis van Sankt Vith als handelsstad, verder toe.

Uit deze tijd stammen koopaktes die over de korenmaat van Sankt Vith (Vitus maat) praten, die zelfs nog tot de tijd van de Franse heerschappij geldig waren.

Johan van Valkenburg-Montjoie, Luxemburgse leenman, schreef geschiedenis als Heer van Sankt Vith: onder zijn heerschappij werd de betekenis van Sankt Vith als handelsstad verstevigd, zo vonden de bouw van de burcht en de bouw van de stadsmuren met hun versterkte torens, in 1350 plaats.

In deze periode werd Sankt Vith ook tot stad benoemd en mocht sindsdien dan het wapen (Limburgse-Valkenburgse leeuw) dragen, wat heden ten dage nog verwijst naar de eerste bekende Heer van Sankt Vith, Johan van Valkenburg. Overigens, de laatste nakomeling van dit huis, had ook munten laten slaan in Sankt Vith: de ‘moneta Sancti Viti’.

Na de dood van Johan (1352) begon de Valkenburgse erfstrijd tussen zijn zus en de gelovige Valkenburgers. Pas in 1380 kende het Riddergerecht van het Hertogdom Luxemburg het graafschap Sankt Vith en Bütgenbach toe aan Simon van Sponheim-Vianden en verklaarde Hertog Wenzel van Luxemburg tot leenheer van het gebied.

Simon van Sponheim was met de dochter van een graaf, Maria van Vianden, getrouwd. Het gebied rond Sankt Vith breidde zich nu uit tot een eenheid die tot het Graafschap Vianden behoorde en in deze vorm gedurende 400 jaar bestond.

Na de dood van de laatste erfgenaam van Sponheim in het jaar 1417 kwam het Graafschap Vianden samen met de heerschappij over Sankt Vith, in het bezit van de Graaf van Nassau (die later ook Prins van Oranje-Nassau werd genoemd). De Heren van Nassau, en meer specifiek van Oranje-Nassau, die slechts deeltijds in de Burcht Vianden woonden, lieten de heerschappij over Sankt Vith door prefecten (bijvoorbeeld van Rolshausen, van Münchausen, Kröff, Baring, de la Fontaine, van Dhaeme) in hun naam besturen.

Prefecten of pandheren woonden in de Burcht van Sankt Vith. Als hoogste landsheren waren de graven en later de hertogen van Luxemburg ons gebied toch meer genegen.

Sinds Sankt Vith met Vianden verbonden was, nam de betekenis van de stad onder de heerschappij van de graaf van Sponheim en de graaf van Nassau steeds meer toe; de stad verbreedde economisch (handelsstad), administratief (het Hooggerechtshof was de zetel van de pachters en prefecten) en militair (herbergde een garnizoen) tot een centrum, als strategisch belangrijk punt aan de noordelijke grens van het Hertogdom. De economische herleving werd in de loop der eeuwen echter steeds weer door invallen, oorlogen, branden of epidemieën onderbroken.

Zo doodde de pestepidemie, die in het midden van de 14de eeuw in Europa woedde, ook in Sankt Vith een groot deel van de inwoners. In deze periode (rond 1350) situeert zich waarschijnlijk de bouw van een eerste ziekenhuis. Stadsbranden verwoestten de stad meerdere keren in de 16de eeuw, aantoonbaar in het jaar 1517 en voor 1541.

Bildergalerien